Geen hoge kosten meer, die pensioenbedrijven rekenen voor het beheer van ingelegde premies. Geen betutteling van de overheid, met allerlei regels en onnodige bureaucratie. In plaats daarvan beheer je zelf je pensioenreservering en bepaal je zelf hoe je investeert. Het klinkt aantrekkelijk voor de directeur/grootaandeelhouder van een eigen bedrijf (DGA). Staatssecretaris Wiebes van Financiën heeft twee varianten uitgewerkt om pensioenopbouw in eigen beheer gemakkelijker te maken. Zijn brief gaat in op twee mogelijkheden om middelen te reserveren als je DGA bent.
Oudedagsbestemmingsreserve (OBR)
Deze wijze van pensioenopbouw geeft de DGA de mogelijkheid om jaarlijks, zonder dat hij daarover vennootschapsbelasting hoeft af te dragen, een gedeelte van de winst apart te zetten. De vennootschap mag deze reserve omzetten in pensioen voor de directeur/groot aandeelhouder, maar is dit niet verplicht. Kiest men hier wel voor, dan moet het gereserveerde bedrag besteed worden aan een lijfrentepolis. Een andere mogelijkheid is dat de vennootschap jaarlijks gelijke uitkeringen doet gedurende 20 jaar.
In de opbouwfase van de oudedagsreserve ontstaan er nog geen juridische rechten voor de directeur/grootaandeelhouder. Dit is een nadeel voor de DGA en zijn/haar eventuele partner. In het huidige systeem voor pensioenopbouw in eigen beheer is deze positie sterker. Als voordeel kan worden aangemerkt het feit dat de vennootschap het opgebouwde pensioenpotje indien gewenst ook voor andere doeleinden kan bestemmen.
Beschikbare premieregeling met vast oprentingspercentage
‘Oudedagsparen in eigen beheer’, noemt men deze wijze van pensioenopbouw in de volksmond. Staatssecretaris Wiebes laat in zijn brief weten hier een groot voorstander van te zijn, omdat de nadelen van de eerder genoemde regeling hier niet gelden. Er mag ieder jaar gekeken worden hoeveel er van de winst apart wordt gezet voor het pensioen van de directeur/grootaandeelhouder. Daarnaast ontstaat er hier wel een juridisch recht van de DGA om het geld ook daadwerkelijk aan zijn pensioen te besteden. De vernieuwing zit in het feit dat het gespaarde bedrag jaarlijks slechts mag worden vermeerderd met de geldende marktrente, in plaats van werkelijk behaalde rendementen. De commerciële waarde zal naar alle waarschijnlijkheid op deze manier gelijk blijven aan de fiscale waarde, waarmee een belangrijk knelpunt richting belastingdienst is opgelost.